Op zijn website kon men vroeger over het toepasselijke recht het volgende lezen:
‘Naast het Verdrag van Brussel geldt het Verdrag van Rome. Dit verdrag bepaalt welk rechtsstelsel van toepassing is bij een grensoverschrijdend handelsconflict. Hoofdregel van dit verdrag is de rechtskeuze: partijen kunnen per overeenkomst zelf bepalen van welk land het nationale recht van toepassing is op de overeenkomst. Indien er door een ondernemer geen rechtskeuzeclausule in de overeenkomst of algemene voorwaarden wordt opgenomen, dan geldt het recht van het land waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden. Dit is over het algemeen het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten haar verblijfplaats of vestiging heeft. Deze zogenaamde verwijzingsregels zijn direct toepasbaar indien het overeenkomsten betreft in een business-to-business-situatie. Is echter een van de contractanten een “passieve consument”, dan wordt er afgeweken van deze hoofdregels. Het Verdrag van Rome heeft namelijk net zoals het Verdrag van Brussel bijzondere en dwingende bepalingen ter bescherming van de consument. Op een grensoverschrijdende overeenkomst waarbij een der partijen een “passieve consument” is, is het dwingende consumentenrecht van het land van de consument van toepassing. De passieve consument zal dus procederen onder het eigen nationale recht. De bedoeling van deze regel is dat hierdoor de consument beschermd wordt, doordat deze een beroep kan doen op het recht waarmee deze het meest vertrouwd is. In de praktijk betekent dit dat een ondernemer met tientallen rechtssystemen geconfronteerd kan worden. Deze situatie is met name nadelig voor het midden- en kleinbedrijf, aangezien het voeren van rechtszaken in verschillende landen en/of naar verschillende rechtstelsels een prijzige aangelegenheid is, waar veel bedrijven niet de middelen voor hebben. Het is begrijpelijk dat net zoals omschreven bij de hierboven beschreven Europese verordening de opvolger van het Verdrag van Rome (het zogenaamde Verdrag van Rome II), waarin de consumentenbescherming iets ruimer wordt uitgelegd, bij het midden- en kleinbedrijf heeft geleid tot onrust.’Dat de latere richtlijn over de koop op afstand en de e-commerce-richtlijn geen inbreuk op deze regelingen van Rome wilden doen, volgt uit overweging nr. 23 van de e-commerce-richtlijn:
‘(23) Deze richtlijn heeft niet ten doel aanvullende regels op het gebied van het internationale privaatrecht voor wetsconflicten vast te stellen en laat de bevoegdheden van de rechterlijke instanties onverlet. Bepalingen van het aan de hand van het internationale privaatrecht aangewezen toepasselijke recht mogen niet leiden tot een beperking van de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij aan te bieden zoals die zijn omschreven in deze richtlijn.’Richtlijn over de koop op afstand 97/7/EG (Nederlandse versie) E-commerce-richtlijn 2000/31/EG (Nederlands versie) Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december]]>